N.a.v. 2 Korintiërs 4: 16-17; 5: 1-8
Melodie: GKb 119; vgl. LvdK 303; verder: LvdK 183, 285 of 427
1 Al gaat eens hier verloren
de uiterlijke mens,
van binnen gaat er gloren
een nieuwe naar Gods wens.
De lichte last, het duister
dat ons bij tijden treft,
brengt straks eeuwige luister,
die alles overtreft.
2 Wanneer wordt afgebroken
de aardse tent, ons lijf,
wacht ons onafgebroken
een hemels, nieuw verblijf.
God zal ons daar ontvangen,
omkleedt ons als een huis.
Dan klinken er gezangen:
‘Voor eeuwig bij God thuis!’
3 Zolang wij nog verblijven
in onze aardse tent,
zuchten hier onze lijven
om lasten ongekend.
We willen hier niet naakt staan,
hoezeer ook uitgeleefd,
maar krijgen een nieuw kleed aan,
dat God zelf aan ons geeft.
4 Wat sterft wordt dan verslonden
door leven, gaaf en goed.
Gods Geest geeft onomwonden
die zekerheid voorgoed.
Al wonen wij hier lijflijk
nog ver weg van de Heer,
ons wacht een thuis, zo heerlijk –
geloof geeft moed, steeds weer!
KvH, 31 januari 2024; vers 2 en 3 zijn licht gewijzigd in mei 2025.
Aanbevolen melodieën o.a.:
GKb [2006]: Gz. 119 (De kerk van alle tijden; vgl. LvdK 303 (De ware kerk des Heren);
LvdK [1973]: Gz. 183 (O hoofd vol bloed en wonden), Gz. 295 (Geef vrede, Heer, geef vrede);
Gz. 427 (Beveel gerust uw wegen).
Ook kan Psalm 130.

© 2024 Klaas van Hoek
Bemoedigend en ontroerend mooi, Klaas!